Philips van Horne doet mee aan wereldwijd onderzoek naar kosmische straling

De Philips van Horne in Weert participeert vanaf maandag 11 januari, officieel in een wereldwijd onderzoek onder de naam HISPARC-project (High-School Project on Astrophysics Research with Cosmics).

Met een lezing van prof. dr. ing. Bob van Eijk, bijzonder hoogleraar hogere energiefysica aan de Universiteit van Twente, werd het project maandag officieel gestart.

 

Zijn lezing, waarvoor docenten, eindexamenleerlingen natuurkunde en vertegenwoordigers van de twee basisscholen waren uitgenodigd, begon om 13.15 uur in de aula van de F-vleugel.

 

Bob van Eijk

Bob van Eijk is als wetenschappelijk onderzoeker werkzaam bij het Nikhef, het nationaal instituut voor subatomaire fysica in A’dam. Ook is betrokken bij diverse experimenten bij het CERN, het Europees laboratorium voor deeltjes fysica in Geneve, als ook bij het Fermilab, het nationale Amerikaanse onderzoekscentrum in hoge energie fysica bij Chicago. Hij is tevens een van de coördinatoren van HiSparc, dat studenten en docenten wereldwijd betrekt bij een wetenschappelijk onderzoek naar kosmische straling.

 


In het kader van dit project hadden leerlingen van diverse scholen in Nederland een systeem gebouwd om kosmische straling te detecteren.


Dertien leerlingen van Vwo 6 hebben in november een zestal sensoren gebouwd die geplaatst zijn op het dak van de Philips van Horne én op de daken van de Montessorischool en OBS De Uitkijktoren. De drie observatoria in Weert maken deel uit van een netwerk van samenwerkende middelbare scholen in Nederland.

 


Kosmische straling

Op het dak van de Philips van Horne staat apparatuur om kosmische straling waar te nemen. De voornaamste instrumenten zijn een soort van lichtgevoelige plaat (’scintillator’), een fotobuis en een lichtgeleider. Via een speciaal daarvoor gemaakte elektronica unit gaan de signalen naar een computer en vervolgens naar een centrale opslag server.


Kosmische straling is, zoals de naam al doet vermoeden, afkomstig uit de ruimte. Het zijn hoogenergetische deeltjes, die vanuit diverse bronnen afkomstig kunnen zijn, en die bij de dampkring aangekomen kunnen botsen met atomen van stikstof en zuurstof, de belangrijkste componenten van de dampkring.

Door een dergelijke botsing valt het oorspronkelijke deeltje uiteen in een ‘cascade’ van nieuwe deeltjes en die kunnen op hun beurt in de dampkring weer verder botsen. Op het aardoppervlak kunnen de met apparatuur geladen skiboxen de ontstane deeltjes van zo’n lawine detecteren en in beeld brengen. Wanneer meerdere “skiboxen” met apparatuur in andere delen van het land de waarneming simultaan doen, wordt het pas echt interessant. Want dan kan men berekenen waar het oorspronkelijke deeltje precies vandaan kwam, de richting in de ruimte dus, en hoeveel energie dit deeltje had. Hoeveel kosmische straling er overigens naar de aarde komt hangt overigens eenvoudig af van de hoeveelheid energie: hoe hoger de energie hoe zeldzamer het deeltje. Bronnen van de kosmische straling zijn over het algemeen ontplofte sterren, witte dwergen of onze eigen zon. Soms zijn ze echter van buiten ons eigen melkwegstelsel afkomstig en zijn ze bijvoorbeeld afkomstig van quasars of zwarte gaten in actieve sterrenstelselkernen.
 -------------------------------------------------------------------------------------------------

Foto's: Karel Pacilly

Copyright Webmaster PvH