UITGELICHT: School-stem schreeuwt niet

(door Niels Klaassen, redacteur Dagblad de Limburger; 14 februari 2012)

 

Al bijna veertig jaar is hij als receptionist ‘de stem’ van de middelbare school Philips van Horne in Weert. Frans Sahertian (59) over het Ambonezenkamp in Tungelroy, het werk op school en de Stones.


„Collega’s vragen me wel eens hoe het toch kan dat ik bijna alle namen van de leerlingen onthoud. ‘Frans, je moet een fotografisch geheugen hebben’, zeggen ze dan. Ik weet het niet, volgens mij is het gewoon een kwestie van interesse.
Inmiddels zal ik zo’n tienduizend namen kennen of hebben gekend, schat ik.

 


Op de Philips ben ik begonnen in de zomer van 1975. Eerst op de administratie, later op de receptie.
Een prachtig beroep, je bent het eerste aanspreekpunt voor bijna iedereen. Personeel, kinderen en hun ouders: ik zie het allemaal als klanten in een winkel. Dus ben ik vriendelijk en positief.Wat heeft iemand eraan als ik met zo’n lang gezicht achter de balie zit? Van de leerlingen verwacht ik wel dat ze me meneer Frans noemen. In ieder geval in de onderbouw. Dat is een kwestie van respect. Dat dwing je ook af.
Hoe? Nou, door bijvoorbeeld niet te reageren als een onderbouwleerling mijn naam roept.
Pas als ie meneer zegt, kijk ik. Dat gaat vanzelf.
En in het weekeinde hoeft meneer ook niet.
Kom ik op zaterdag in het centrum een stel leerlingen tegen, roepen ze ‘Frans’. Het is nu weekend hé, dan mag het’. Geweldig toch? Of ze doen me na en zeggen ‘willen de volgende leerlingen zich melden’. Mijn standaardzin. Zo zeg ik dat altijd. Niet als het drie leerlingen zijn, dan zeg ik gewoon ‘willen Jantje, Pietje en Keesje’ enzovoorts.Wel als het er meer dan vijf zijn.
Blijkbaar heb ik een duidelijke stem want ik doe het al tientallen jaren.

 


De omgeving van het Ambonezenkamp van Tungelroy, waar ik geboren ben, was echt ons koninkrijk. Midden in de bossen. Als je even vrij was, kon je meteen erop uit. In de beginjaren was het een apart gezicht voor de andere dorpelingen: een stel van die donkere mensen hadden ze nog niet eerder gezien. Als een van de laatste gezinnen van het kampje verhuisden we in 1969 naar Leuken. Over hun tijd op Ambon vertelden pap en mam ons niet veel. Ze kwamen na de oorlog naar Nederland, in eerste instantie voor een periode van een half jaar.
Dat werd voorgoed. Van de spanningen rond de treinkapingen kregen we hier in het zuiden maar weinig mee. Ik heb nooit het gevoel dat ik daarop werd aangekeken.Wel ben ik in begin jaren zeventig in Enschede nog een paar keer geweigerd in een café omdat ik een kleurtje heb.
Dat kan je je nu niet meer voorstellen.
Ikzelf vind afkomst ook totaal niet belangrijk.
Groen, wit of bruin: een mens is voor mij een mens. Mijn vrouw Marije leerde ik kennen in café Le Baraque, waar nu de Harmonie zit. Behalve geheugen interesse. van receptie. leerlingen leerlingen leerlingen Keesje’ andere verhuisden Ze de jaren Behalve dat we daar begin jaren zeventig op stap gingen, werkte ik er ook. Op zaterdagochtend moest ik in alle vroegte koffie en broodjes maken voor de marktlui die hun kraampjes hadden opgezet. Hele fijne mensen, altijd vriendelijk en sociaal. En dan ’s avonds zelf in het café een biertje drinken. Marije en haar vriendinnen kwamen er ook regelmatig. ‘Zullen we even flipperen’, zei ik dan. Stonden we samen aan de flipperkast. En van het een kwam het ander.
Sinds 1976 zijn we bij elkaar, in 1988 werd onze dochter Sanne geboren.

 


Mijn grote toekomstdroom is gezond blijven en blijven genieten van het leven. Zo simpel is het. In 2007 heb ik vijf omleidingen gekregen bij mijn hart. Dat begon als een beetje maagpijn en pijn op de borst. Na een paar onderzoeken bleek dat mijn aderen verstopt zaten.
Ik ben sinds die operatie denk ik wel iets bewuster geworden van mijn gezondheid. Ik probeer in beweging te blijven. Bij mooi weer fiets ik graag buiten, bij slecht weer doe ik dat thuis op de hometrainer.

 


Als ik straks veertig jaar in dienst van de school ben, hoef ik geen receptie. Het is natuurlijk fijn als ze je willen huldigen, maar laat mij maar een beetje op de achtergrond blijven: de spotlights zijn niets voor mij. Ik zie liever andere mensen op een podium dan er zelf op te staan.

 


Dat doen we trouwens regelmatig letterlijk, daar geniet ik enorm van. Tijdens een festival of een concert. Alles bij elkaar hebben we wel bijna honderd concerten bezocht. Veel van de toegangskaarten hebben we bewaard. The Rolling Stones hebben we negen keer gezien.
Een geweldige band. Het mooiste was hun optreden in Landgraaf, ergens midden jaren negentig.
Stonden we helemaal vooraan. De groeven in het gezicht van Keith Richards konden we tellen.
En wat een artiest is die Mick Jagger! Je moest er trouwens wel wat voor over hebben om ze te zien. Tegenwoordig krijg je die kaarten allemaal via internet maar jaren geleden gingen we ’s nachts om 01.00 uur met tuinstoel, koekjes en drinken richting het postkantoor aan de Wilhelminasingel om te wachten tot de deur daar openging en de voorverkoop voor het concert begon. Dat was toch gezellig man, al die fans onder elkaar. Ikzelf speel geen instrument.

 


Als ik meezing tijdens een concert krijg ik wel eens te horen waarom ik zelf niet zing in een band. Niks voor mij denk ik dan. Laat mij maar luisteren en genieten.”
 

Met dank aan:

 

Dagblad de Limburger

  • Niels Klaassen (tekst)
  • Jeroen Kuit (foto)
Copyright Webmaster PvH